Kritieken op de Econometrie en Mathematische Methoden in de Economie

A. Inleiding
Naast de Keynesiaanse revolutie in de economische wetenschap (waarbij de Oostenrijkse School niet is weerlegd, maar genegeerd) voltrok zich in de tweede helft van de twintigste eeuw nog een andere revolutie, zij het een minder in het oog springende. Dat is de methodologische revolutie, waarbij de van oudsher verbale economische methodologie is vervangen door de mathematische, aangeduid als econometrie. Men kan dit ook omschrijven als een overgang van kwalitatieve economische wetenschap naar kwantitatieve, waarbij de wetenschap der fysica model staat. De economische theorie wordt aldus positivistisch geconstrueerd en bestudeerd, met ook daar als doel het voorspelbaar en kwantificeerbaar maken van de materie. Veel economen uit de Oostenrijkse School hebben zich zeer kritisch en afwijzend uitgesproken over het gebruik van mathematica in de economische wetenschap, in het bijzonder de ontwikkeling van de econometrie. Al voor en tijdens de opkomst van de Oostenrijkse School vanaf het eind van de negentiende eeuw raakten kwantitative methodieken in de economie in zwang, in pogingen om van economie een exacte wetenschap te maken, in navolging van vooral de fysica. Deze overname van de exacte methodologie is echter zeer problematisch en brengt een aloude, correcte manier van economie in de vergetelheid: de praxeologie.

De Franse wiskundige en politicus Paul de Painlevé schreef een introductie bij de franse vertaling van William Stanley Jevons' boek Theory of Political Economy in 1909. De Painlevé heeft hierin kritiek op het gebruik van wiskunde in de economische wetenschap. Zijn betoog luidt als volgt. Wetenschappen kennen historisch gezien een ontwikkeling van beschrijvend en kwalitatief naar kwantitatief en statistisch. Voorbeeld is de astronomie, die vanuit vage voorstellingen zowel puur kwantitatief als causaal is geworden. De fysica en chemie zijn (of waren ten tijde van De Painlevé) ongeveer half kwalitatief. Zij zijn statistisch, omdat de mens meer de effecten ziet van de complexiteit der verschijnselen, dan de minuscule processen zelf. De Painlevé deelt de wetenschappen in als:

Kwalitatief
        Descriptief
               Kwantitatief
                      Statistisch

De ervaringen met exacte wetenschappen, geven een indicatie van waar we kwantitatieve economie moeten plaatsen, wat we er van kunnen verwachten. In elk geval geen perfectie als bij de astronomie: alomvattende kennis van mensen, wetmatigheden en interacties, zowel van nu als die in de toekomst, is onmogelijk. Ook individuele, uit de trend springende handelingen van mensen zijn onkenbaar. Het meest waarschijnlijke is de statistische weergave; de grote massa in grote lijnen analyseren. Individuele acties vallen in de uitkomsten tegen elkaar weg. Een zwak punt hierbij is dat alleen meetbare, gedefinieerde eenheden bruikbaar zijn. Een voorbeeld is waarde. Deze zou kunnen worden uitgedrukt in grammen goud. Maar waarde kent geen algemeen herkende en geaccepteerde definitie, waamee de waarde van een object steeds kan worden bepaald, net als zijn dimensies (hoogte, lengte, breedte, gewicht, enzovoorts). De definitie van waarde is oneindig te variëren. Een alomvattende definitie of bepaling van waarde is een hersenschim en mathematica kan ook nimmer een verdeling van waarde rechtvaardigen of bewerkstelligen.

Uit de kwantitatieve discussie, kunnen kwalitatieve tendensen worden gehaald die aan het licht zijn gekomen. Het gaat om de marktfactoren die voortdurend op elkaar inwerken. Dus mathematisch redeneren is behulpzaam bij kwalitatieve consequenties uit kwalitatieve premissen. De weg hiernaartoe leidt via de mathematische verwerking van data.

Het gebruik van taal en redeneren schiet tekort, ook voor het vinden van kwalitatieve resultaten. De mathematica is een veel sterke middel dan de taal. Dit geldt in het bijzonder voor de belangrijkste functie van de mathematische econonomie, het verhelderen van de extreme complexiteit van economische fenomenen en het ontmaskeren van gesimplificeerde en optimistische illusies uit "bepaalde theorieën".

Painlevé ziet kleine verdiensten in het gebruik van mathematica, in het inzichtelijk maken van factoren. Mathematische economie maakt verbanden inzichtelijk en resultaten en consequenties van bepaalde economische fenomenen. Vb loondalingen, vrije concurrentie en kapitaalvermeerdering,. Inzicht hierin vereist ook de wetenschappelijke methode. Daarin zit de verdienste. Jevons' boek voorziet (ook mild in de ogen van Rothbard) in deze behoefte.

B. Concrete kritiekpunten
In de literatuur van de Oostenrijkse School is een reeks kritiekpunten te vinden op de econometrie en kwantitatieve methodieken in het algemeen.

1. De kern van de economie is het menselijk handelen, dat onkwantificeerbaar is. Ook rationele mensen volgen individuele en onvoorspelbare paden, omdat mensen behoeften hebben, daarom keuzes (moeten) maken en zich zo onderscheiden van willoze moleculen of andere dode objecten. Het positivistische adagium "science is measurement" uit de exacte wetenschappen gaat niet op: mensen meten hun voorkeuren niet, maar waarderen deze. Juist de verschillen in waardering maken dat productie en handel plaatshebben. Daarom alleen al is de Fishervergelijking onjuist: het kopen van een product betekent dat de koper het meer waardeert dan het geld (en de verkoper andersom) en deze dus niet gelijk inschat, zoals Fisher met zijn vergelijking (eigenlijk: gelijkheid) stelde. Er zijn bij het menselijk handelen geen kenbare constanten die uit metingen zijn voortgekomen. De mens kan andere keuzes maken dan in het verleden. Dit is een cruciaal verschil met de mechanica. De werkelijke economie is daarom de praxeologie. Positivisme in de economie faalt, omdat menselijk handelen geen constanten kent, die in de natuur echter wel voorkomen en in de natuurwetenschappen worden bestudeerd en vastgelegd. Dit is een cruciaal verschil met de mechanica en daarom faalt de overname daarvan in de economie. Rothbard zet het gebruik van mathematica in de exacte wetenschappen expliciet af tegen de econometrie.

Hemellichamen/fysica Mens
1 Ongemotiveerd bewegende elementen Gemotiveerd door behoeften
2 Gegeven feiten Complexe fenomenen
3 Opbouw van theorieën en axioma's Axioma's op basis van waarheid: menselijk handelen
4 Kennis niet absoluut; vatbaar voor verbetering Oorzaak bekend: gemotiveerd handelen, wetmatigheden en waarheden volgen hieruit
5 Testen van theorieën uit andere theorieën Fenomenen ongeschikt voor uittesten; alleen uitleg van feiten middels theorieën
6 Operationaliteit en functionaliteit in gebruik van wiskunde Betekenisvolle wetmatigheden, geen gebruik dode wiskunde
7 Wiskunde voor wederzijdse determinatie Verbale logica maakt weergave betekenis wetten mogelijk
8 Oorzaak feiten onbekend Oorzaak bekend: menselijk handelen, gebruik middelen t.b.v. doelstellingen
9 Meerzijdige oorzaken of wisselwerking Gevolgen komen door eenzijdig menselijk handelen; in economie is mens altijd oorzaak
10 Calculus gebruikt oneindig kleine stappen Menselijk handelen gebruikt discrete stappen; mens handelt bij voldoende duidelijkheid

Bij de tabel passen nog de volgende opmerkingen :
Ad 4.
Niet de feiten zelf in de natuur worden anders, alleen het menselijk begrip ervan vordert.
Ad 6.
Callahan (2001): men kan met wiskunde wel resultaten van menselijk handelen meten, maar geen toekomstige handelingen voorspellen, omdat nieuwe informatie tot een andere percepties en keuzes kan leiden. Wiskunde schakelt precies uit wat voor economen relevant is, namelijk menselijke voorkeuren. Murphy (2002) citeert Von Mises uit Human Action: data en statistieken geven alleen de toestand op een bepaalde plaats en tijd weer, maar zeggen niks over toekomstige keuzes. Omdat kwantitatieve economen de omstandigheden voor keuzes niet meenemen, is hun werk betekenisloos.
Ad 6.
Prijsmodellen zijn nog een expliciet geval van uitschakeling van de mens. Modellen worden afgeleid uit eerdere prijzen, die zo (a) worden losgekoppeld van de oorzaken (menselijke motivaties tot handelen) en (b) de onterechte suggestie geven van correlatie tussen de prijzen gisteren en vandaag. Het onderscheid tussen correlatie en causaliteit schijnt bij econometristen niet te bestaan en zij verliezen zich in mathematische techieken. (Prijzen worden een formaliteit, een gegeven, geen uiting van menselijke voorkeuren.)
Ad 7.
Robert Murphy (2002) onderscheidt expliciet een "formal model" van een "verbal proposition".
Ad 8.
Gene Callahan (2001) noemt de Stelling van Pythagoras. Geen van de zijden van een driehoek veroorzaakt de lengte van de andere. Er is geen "voor" of "na". Menselijk handelen is wel een oorzaak van datgene wat in beweging wordt gezet en verandert, waarbij het verleden de voedingsbodem vormt voor handelen, waaruit de mens resultaat wil behalen. (Dit bewuste aspect staat volstrekt haaks op de willoosheid waarmee moleculen reageren op verandering in omstandigheden die louter vanuit het al even willoze milieu komen.)
Ad 8.
Mensen nemen omstandigheden niet zonder meer aan, maar bepalen deze zelf. Callahan (2001) bekritiseert Steven Landsburg, die stelt dat prijzen door mensen als gegeven worden aangenomen, niet bepaald door de mens zelf. In werkelijkheid zijn prijzen en hoeveelheden resultaat van menselijk handelen! In economische modellen is causaliteit absent en vervangen door "timeless correlations", die alleen voor economische geschiedenis relevant zijn, niet voor het vinden van wetmatigheden. Er bestaan geen constanten in menselijk handelen; bijvoorbeeld het meten van prijselasticiteit is een stuk historie, maar zegt niks over toekomstige keuzes van mensen bij identieke prijsveranderingen.
Ad 10.
Callahan, 2001: Wiskunde elimineert uit het menselijk handelen, de fenomenen die de economie eigenlijk moet beschrijven en maakt zo van economie iets doods.

2. De fysica is ongeschikt als voorbeeld voor de economie.
Economische fenomenen en het menselijk (complexe) handelen zijn niet met experimenten in een laboratorium na te bootsen, zoals men in de bestudering van natuurwetenschappelijke fenomenen wel doet. Alleen via denkbeeldige situaties kan men dit doen. Ook de vergelijking met mechanica faalt: daar zijn de constanten met exactheid bepaald, via experimenten. Menselijk handelen kent zulke constanten niet en mathematische economie mist daardoor bruikbaarheid. De denkbeeldige toestanden die economische vergelijkingen beschrijven, worden nooit bereikt. Von Mises:

"The experience with which the sciences of human action have to deal is always an experience of complex phenomena. No laboratory experiments can be performed with regard to human action." (Ludwig von Mises, Human Action (1963), p. 31.)
Shostak (2002) citeert bovenstaande uit Human Action en noemt ook het menselijk handelen te complex voor nabootsing.

Ook de vergelijking met mechanica faalt: daar zijn de constanten met exactheid bepaald, via experimenten. Menselijk handelen kent zulke constanten niet en mathematische economie mist daardoor bruikbaarheid. De denkbeeldige toestanden die economische vergelijkingen beschrijven, worden nooit bereikt. De Engelse econoom Peter T. Bauer maakt onderscheid tussen "scientific prediction and forecasting":

"Prediction, in the sense of the assessment of the results of specified occurrences or conditions, must be distinguished from the forecasting of future events. Even if the prediction that the producers of a particular crop respond to a higher price by producing more is correct, this prediction does not enable us to forecast accurately next year’s output (still less the harvest in the more distant future), which in the event will be affected by many factors besides changes in price." (Murray Rothbard - Praxeology as the Method of the Social Sciences, 1973/1977, voetnoot 6.)
Peter Bauer stelt zelfs dat traditionele methoden als observaties, reflectie, het vaststellen van verbanden en voorlopige conclusies, beter inzicht gaven in de kloof tussen theoretische concepten en de beschikbare informatie, dan het gebruik van kwantitatieve methoden, waar bovendien flawed data kunnen worden gebruikt. Bauer betreurt dat de bevindingen uit de traditionele methoden laatdunkend worden bekeken. Hun afwijzing is ingegeven door modieuze streven naar analogie met de natuurwetenschappen, vooral fysica, omwille van vermeende zekerheid. In het bijzonder Paul Samuelson wilde via methematiseren tot grotere precisie komen (1947). Dat is dus juist niet gelukt, omdat de economie zich daarvoor niet leent. Zie ook Meir Kohn - Value and Exchange, Cato Journal, Vol. 24, No. 3 (Fall 2004), expliciet over Samuelson.

3. Econometrie werkt met waarschijnlijkheid, iets wat alleen binnen een homogene groep zinvol is, zoals bij verzekeringen. Maar de samenleving als geheel bevat alleen unieke individuen, die niet-herhaalbare handelingen verrichten. Zou de mens wel herhalen en daarmee voorspelbaar worden, dan zouden ondernemers en onzekerheid verdwijnen. Het vak economie, maar ook psychologie, zou dan ophouden te bestaan en daadwerkelijk vervangen kunnen worden door een natuurwetenschap.

4. Economische data zijn slechts economische geschiedschrijving. Daarmee zijn geen wetmatigheden, maar hoogstens motieven tot het menselijk handelen te achterhalen. Menselijk handelen laat zich niet voorspellen via empirische gegevens. Ook leiden historische ervaringen niet tot het kennen van wetmatigheden. Het is andersom: interpretatie en uitleg van data gebeurt met behulp van onafhankelijk vergaarde wetmatigheden.

"Most writers on the 1929 depression make the same grave mistake that plagues economic studies in general—the use of historical statistics to “test” the validity of economic theory. The reader will have to go elsewhere— notably to the works of Mises, Hayek, and Robbins—for an elaboration and defense of this epistemology." (Murray Rothbard - America's Great Depression, p. 85)
Von Mises:
"Everything that can be found out through statistical experience about the supply of commodities and their prices is a datum for economic history. Statistics is one of the methods which economic history can make use of." (Ludwig von Mises, 1953/1977)
Omdat de toekomst van het menselijk handelen onvoorspelbaar is, zijn boeken vol econometrie oninteressant voor zakenmensen en bevatten zij feitelijk slechts kaartenhuizen. Von Mises noemt de Cowles Commission, die ook geen gedragsconstanten vaststelde. Mathematica ontleent haar legitimiteit aan datareeksen van een aantal jaren, waarvan volgens Von Mises de juistheid pas achteraf kan worden vastgesteld. Dit bevestigt dat mathematica in de economie op historie drijft en dat methoden aangaande de toekomst, hoogst onzekere factoren bevatten.

5. Econometrie werkt op basis van "wat als" en is daarmee per definitie geen realiteit. Dit is ook onvergelijkbaar met laboratoriumproeven, waar de realiteit wel is na te bootsen of zich werkelijk afspeelt.

6. Het toevoegen of weglaten van factoren in econometrische berekeningen maken het model wel kloppend, maar ook subjectief. Dit is geen wetenschap maar "child's play". Worden de tegenvallende resultaten van econometrie ooit beschreven, dan valt de bodem onder het vakgebied weg. De kritieken zijn nog niet beantwoord en men verwijst naar de analogie met de exacte wetenschappen. In de 19e eeuw was het mode, de biologie als vergelijking te gebruiken met economie en sociologie. Dat bleek onjuist en de mode van analogie met de natuurwetenschappen is hetzelfde lot beschoren.

7. De sociale wetenschappen kennen geen kwantitatieve constanten. Daar waar de mathematische wetten uit de fysica talloze constante, reproduceerbare getallen en verhoudingen bevatten, ontbreken deze geheel in economie en andere menswetenschappen. De formules uit de econometrie zijn dan ook "child's play", zoals Von Mises het stelde.

De Oostenrijkse School gebruikt de praxeologie als methode. Hierbij hanteert men een reeks uitgangspunten als welzijnsverbetering als menselijke drijfveer, het motiveren van bewuste acties om het welzijn te verbeteren, de ordening in handelen en de leer van het afnemend grensnut. Deze methode is in de literatuur uitgebreid verdedigd.

Bovenstaand artikel is een samenvatting van een uitgebreider, eigen werk en is nog in bewerking.

Citaten Von Mises Ludwig von Mises was, zoals blijkt, een van de grootste critici van het gebruik van mathematica in de economische wetenschap. Enkele van zijn citaten en bronnen.

Ludwig von Mises As a method of economic analysis econometrics is a childish play with figures that does not contribute anything to the elucidation of the problems of economic reality. The Ultimate Foundation of Economic Science p. 63
Ludwig von Mises The specific experience with which economics and economic statistics are concerned always refers to the past. It is history, and as such does not provide knowledge about a regularity that will manifest itself also in the future. Epistemological Problems of Economics p. xiv
Ludwig von Mises As there are in the field of social affairs no constant relations between magnitudes, no measurement is possible and economics can never become quantitative. The Theory of Money and Credit p. 460
Ludwig von Mises Every quantity that we can observe is a historical event, a fact which cannot be fully described without specifying the time and geographical point. The econometrician is unable to disprove this fact, which cuts the ground from under his reasoning. He cannot help admitting that there are no behavior constants. Theory and History p. 10

Gebruikte bronnen
Gene Callahan - Logical Economics vs. Mathematical Economics, Mises Institute, 17 februari 2001.
Bruno Leoni & Eugenio Frola – On Mathematical Thinking in Economics, Journal of Libertarian Studies, Vol. 1, No. 2, pp. 101-109.
Ludwig von Mises - Comments about the mathematical treatment of economic problems, oorspr. uit Studium Generale VI No 2, 1953; herdruk Journal of Libertarian Studies, jaargang 1, nr 2, 1977, pp. 97-100.
Frank Shostak – What is wrong with econometrics?, Mises Daily: Wednesday, April 17, 2002.
Meir Kohn - Value and Exchange, Cato Journal, Vol. 24, No. 3 (Fall 2004).
Robert Murphy – Econometrics: A strange process, Mises Daily, 15 juli 2002.
Murray Rothbard – A Note on Mathematical Economics, Mises Daily: Tuesday, September 01, 2009.
Murray Rothbard - The Mantle of Science, Scientism and Values, Helmut Schoeck and James W. Wiggins, eds. (Princeton, N.J.: D. Van Nostrand), 1960, pp.159-180.
Murray Rothbard - Toward a Reconstruction of Utility and Welfare Economics, uit On Freedom and Free Enterprise: The Economics of Free Enterprise, Mary Sennholz, ed. (Princeton, N.J: D. Van Nostrand, 1956).
Murray Rothbard - Praxeology as the Method of the Social Sciences, Phenomenology and the Social Sciences, Maurice Natanson, ed. (Evanston, U.: Northwestern University Press, 1973) , 2, pp. 31-61.

Terug naar de hoofdpagina

© RatioVincit.nl, graag citeren met bronvermelding